Verwarring over de rechtsvorm van de wooncoöperatie

16 oktober 2020

Een wooncoöperatie is een coöperatie. Het lijkt een open deur. Toch bestaan er verschillende opvattingen over de vraag welke rechtsvorm een wooncoöperatie mag hebben. Recent gaf de minister als reactie op kamervragen een antwoord dat eigenlijk alleen meer verwarring geeft. Wat is er aan de hand? Sommige wooncoöperaties zijn inderdaad een coöperatie, andere zijn een vereniging. Welke rechtsvormen zijn toegestaan? Helaas heeft de wetgever hier niet altijd een duidelijk antwoord op. Een verkenning.

Vereniging of coöperatie?

De coöperatie is als rechtsvorm in het Burgerlijk Wetboek geregeld. In Boek 2 artikel 53 staat dat een coöperatie een “bij notariële akte als coöperatie opgerichte vereniging” is. De coöperatie en de vereniging lijken heel sterk op elkaar. Het verschil is dat de coöperatie winst aan zijn leden kan uitkeren (maar dat niet hoeft) en het woord coöperatie in zijn naam moet voeren.

Om coöperaties van andere rechtsvormen te onderscheiden heeft de wetgever in artikel 63 Boek 2 BW bepaald dat “Het is aan een persoon die geen coöperatie (…) is, verboden zaken te doen met gebruik van de aanduiding “coöperatief”, “onderling” of “wederkerig”. Je moet dus een coöperatie zijn om je coöperatie te mogen noemen. Als een persoon of onderneming het woord toch gebruikt kan iedere coöperatie naar de rechter stappen en met een dwangsom eisen dat je het woord coöperatie uit je naam schrapt. (Zie artikel 63, tweede lid BW).

Woningwet versus Burgerlijk Wetboek?

Sinds 2015 staat in de Woningwet de wooncoöperatie. In artikel 18a van de Woningwet staat de wooncoöperatie als volgt omschreven: “Een wooncoöperatie is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die zich ten doel stelt om haar leden in staat te stellen zelfstandig te voorzien in het beheer en onderhoud van de door hen bewoonde woongelegenheden en de direct daaraan grenzende omgeving”. In de Woningwet is de wooncoöperatie dus een “normale vereniging”.

Wat nu? Het Burgerlijk Wetboek zegt dat de wooncoöperatie een coöperatie moet zijn en de Woningwet stelt dat de wooncoöperatie een vereniging is. Hoe is dit te begrijpen? De Woningwet is van toepassing op het moment dat huurders van een corporatie hun sociale huurwoning willen omzetten in een wooncoöperatie. In die situatie moet de wooncoöperatie een vereniging zijn.

Of toch ook een stichting of andere rechtsvormen?

Toch is deze spraakverwarring onwenselijk. Er zijn ook wooncoöperaties die voor nieuwbouw de verenigingsvorm kiezen,  mag dat dan wel? Beide vormen (vereniging en coöperatie) kennen een democratische structuur waarbij de leden het bestuur kiezen en gezamenlijk het vastgoed beheren. De laatste beantwoording van kamervragen door de minister maakt de verwarring nog groter. De minister schrijft in de brief dat “De term wooncoöperatie wordt gebruikt voor verenigingen, stichtingen, coöperatieve verenigingen maar ook andere rechtsvormen die tot doel hebben het tot stand brengen of onderhouden van een coöperatieve woonvorm.” Daarmee suggereert de minister dat alles mag.

De zeven principes en de te kiezen rechtsvorm

Wat is dan de kern van een wooncoöperatie? De kern is uitgewerkt in een zevental principes die voor alle coöperaties (en dus alle wooncoöperaties) gelden. Voor de herkenning is het raadzaam die principes in je statuten te verwerken of er in ieder geval aan te refereren.

Als initiatief kun je eigenlijk alleen uit twee vormen kiezen. De coöperatie of de vereniging dat is dus de keuze. Als je van een corporatie huurt en het gebouw in beheer wilt nemen is alleen de vereniging als rechtsvorm mogelijk. Het zou helder zijn als de wetgever met één vorm komt waar alle initiatieven zich in kunnen herkennen. Dat zou de bekendheid van de wooncoöperatie ten goede komen.

Wooncoöperatie – de regie in eigen hand

 

 

Artikel delen:

!WOON