Hoger beroep onderhoudsgebreken en ontbinding huurcontract.

Samenvatting

In conventie:
Verhuurders hebben het bestaan van de in de dagvaarding opgesomde gebreken niet bestreden. Maar zij wijten het aan het feit dat de huurder de afgelopen twintig jaar niet heeft voldaan aan de onderhoudsverplichting. Voor alle onderhoudsgebreken zie uitspraak.
De verhuurder stelt daarbij dat een deel van de onderhoudsgebreken is veroorzaakt door de huurder omdat hij een wietplantage heeft gehad.

De huurder stelt dat de vorige eigenaar de woning in zijn onderhoud heeft verwaarloosd. En ontkend stellig dat hij een weit plantage in de woning heeft gehad.

In reconventie:
Eist de verhuurder ontbinding van het huurcontract, dringt eigen gebruik, dit op basis van het feit dat renovatie en doorverhuur aan de huurder niet rendabel is. De huurprijs van de huurder is zeer laag, de huidig verlaagde huur bedraagt 71, – euro en na herstel van de gebreken keert de huur terug naar 170, – euro per maand. Met een investering van ruim 142.000, – is dit over een periode van 10 jaar niet rendabel.

De huurder reageert hier op door te stellen dat de kosten die de verhuurder beraamd te hoog zijn. Na onafhankelijk onderzoek, door de huurder ingesteld, blijkt het herstel van de gebreken begroot op 39.300, – euro.
De verhuurder erkend dat dit bedrag een re‰ler beeld geeft en zijn eigen begroting niet gebaseerd was op een bezichtiging van het pand.

De rechter beoordeeld, dat de huurovereenkomst niet wordt ontbonden, de huurovereenkomst is verlengd in onbepaalde tijd. En de verhuurder wordt veroordeeld om binnen twee maanden na het vonnis een lijst met onderhoudsgebreken te verhelpen, zie uitspraak.
Indien deze gebreken niet binnen die periode worden verholpen of geen begin is gemaakt met het verhelpen van de onderhoudsgebreken, dan is dat op straffe van een dwangsom van 1.000, – euro per dag of dagdeel. Deze dwangsom is aan een maximum van 75.000, – euro gebonden.